Een supermarkt bestuur je niet vanachter een bureau

Een supermarkt bestuur je niet vanachter een bureau

Anders dan je zou denken, zijn de werkzaamheden, taken, verantwoordelijkheden en capaciteiten van zelfstandig ondernemers in de retail niet algemeen bekend bij verzekeraars. Als zij door een ongeval of ziekte arbeidsongeschikt raken, kan dat leiden tot een (fors) verschil van inzicht met de betrokken verzekeraar. Twee voorbeelden uit de letselschadepraktijk.

Eén van mijn cliënten had het voornemen een nieuwe supermarkt te kopen. De onderhandelingen waren bijna rond. Net op dat moment kreeg hij een auto-ongeval waaraan hij – naar zijn mening – ernstig rugletsel overhield. Fysieke werkzaamheden behoren sindsdien helaas tot het verleden. Het duwen en trekken van rolcontainers, het tillen van dozen, het klaarzetten van actieproducten, snel naar een ontevreden klant toe lopen, het is niet mogelijk meer. Hij heeft de overname afgeblazen; veel te link.

‘Hoezo?’, vraagt de verzekeraar. De rol van de supermarktondernemer is vooral van leidinggevende aard. Daarin bestaan geen beperkingen. De werkzaamheden als ‘meewerkend voorman’ kunnen worden opgevangen door een aantal vakkenvullers extra in dienst te nemen, waarbij de verzekeraar aanbiedt voor het gelijke aantal uren de kosten te vergoeden.

Juist het veelvuldig aanwezig zijn op de winkelvloer, maakt het verschil”

Waarom is dat een denkfout?

Iedereen die een beetje weet heeft van het supermarktleven kan bevestigen dat een supermarkt niet vanachter een bureau bestuurd wordt. Zeker niet bij bepaalde kleinere formules. Juist het veelvuldig aanwezig zijn op de winkelvloer, het zo snel mogelijk lossen van de (natuurlijk altijd iets vertraagde) lading met actie-artikelen, het tevreden stellen van een zoekende klant en het zien en voelen hoe het personeel met de klant, de winkel en elkaar omgaat, maakt het verschil.

Het betreft immers (heel) veel omzet, met een kleine marge per product. Even niet alert en de business loopt net zo hard van je af. Als je vooraf weet dat je die wedstrijd niet meer 100 of 200% kunt spelen, kun je er beter niet aan beginnen. Het is dus een denkfout om de letselschade van de zelfstandig supermarktondernemer te begroten op basis van vergelijkbare uitval in meewerkende taken van een filiaalmanager. Die wordt – fijn voor hem of haar – toch doorbetaald en voelt de indirecte gevolgen van zijn uitval niet in zijn eigen portemonnee.

Armletsel

Mr. Harry Blok

Een andere cliënt heeft een grote bloemisterij. Door armletsel kan hij geen boeketten meer binden. Ook voor hem gold dat de schade aan omzet en marge niet gelijk viel te stellen met zijn uitval in uren. Een arbeidsdeskundige berekende dat er eigenlijk meer dan twee fulltime – volgens de CAO toen 36 uur per week - medewerkers nodig zouden zijn om zijn uitval voor ca. 30 uur per week op te vangen. Dat was de verzekeraar wat al te gortig. Wat verklaart het verschil?

Niet voor niets was mijn cliënt zelfstandig bloemist geworden. Hij maakte de mooiste boeketten en deed dat ook het snelste. Bij het pakken van de bloemen zat fifo voorin zijn hoofd (en handen), waardoor hij minimale derving had. Ook wist hij de klant te verleiden net die ene bloem toe te voegen aan het boeket waarop een mooie marge zat. Bovendien wist hij precies tegen de laagste prijs de bloemen in te kopen die juist zijn klanten waardeerden. De winst zit immers in de inkoop.

Het is zaak om zowel bij letselschade als bij arbeidsongeschiktheid en een traject met de arbeidsongeschiktheidsverzekeraar goed op te letten of het aanbod van de verzekeraar de werkelijke schade en de werkelijke uitval voldoende goed maakt.

Een blog van mr. Harry Blok, advocaat bij BVD Advocaten.