De ondernemer was al sinds 2006 franchisenemer van ChipsAway, een formule actief in het herstel van kleine lakbeschadigingen aan auto’s. Op enig moment wenste de ondernemer zijn onderneming te verkopen. Vervolgens voerde hij overleg met de franchisegever om te bekijken in hoeverre een samenwerking met de beoogde koper kon worden gestart. Pragmatisch besloten de partijen dat de beoogde koper voor een periode van 3 jaar medefranchisenemer zou worden. Met de beoogde koper werd daarom voor die periode een franchiseovereenkomst gesloten. Daarin was onder andere bepaald:
“Deze overeenkomst valt volledig onder de franchiseovereenkomst van ChipsAway franchisenemer dhr. […]. Het eigendom van de franchise-licentie en het rayon, blijft volledig in handen van ChipsAway franchisenemer dhr. […]. ChipsAway verleent aan franchisenemer het recht het Bedrijf uit te oefenen in het rayon van ChipsAway franchisenemer dhr. […]. De franchise, verleend bij deze overeenkomst, vangt aan op de Aanvangsdatum en duurt voort gedurende de periode van de Initiële Termijn (d.w.z. maximaal 3 jaar) […].”
Deze tijdelijke franchiseovereenkomst met de beoogde koper liep af op 28 februari 2015. Na deze datum bleef de beoogde koper dezelfde werkzaamheden uitoefenen. De eerste franchisenemer en de beoogde koper spraken af om de aandelen in de vennootschap over te dragen op 21 april 2016. Die overdracht ging echter niet door: kennelijk kwamen partijen er samen niet uit.
Driehoeksverhouding
De situatie die zich toen voordeed, is wat merkwaardig. ChipsAway, de franchisegever, had een franchisecontract met de eerste franchisenemer. Tegelijk was er een (inmiddels afgelopen) contract tussen ChipsAway en de beoogde koper, waarin de beoogde koper het recht had om het bedrijf uit te oefenen conform de formule. De eerste franchisenemer vroeg aan ChipsAway om de beoogde koper te verbieden nog langer op die manier zijn onderneming te voeren. Want, zo betoogde de eerste franchisenemer, de beoogde koper heeft geen recht meer om de franchise te gebruiken nadat de overeenkomst van 3 jaar was uitgediend. ChipsAway gaf echter te kennen niet te zullen ingrijpen. De eerste franchisegever accepteert die houding niet, en ontbindt de franchiseovereenkomst wegens wanprestatie. Hij wijzigt zijn (handels)naam en beeldmerk, en betaalt ChipsAway niet meer.
Buitencontractuele plichten
Het is niet zo gek dat partijen bij de rechter belanden. De franchisegever vraagt daar om betaling van openstaande posten. De eerste franchisenemer verweert zich daartegen door te wijzen op de ontbinding van de overeenkomst. Als tegenvordering (eis in reconventie) vraagt de eerste franchisenemer om vergoeding van de kosten van het wijzigen van zijn naam en beeldmerk etc. De kern van het geschil is dus eigenlijk de vraag of ChipsAway wanprestatie heeft gepleegd. De vraag die daarbij beantwoord moet worden, is of het de franchisegever vrij stond om de beoogde koper in het rayon van de eerste franchisenemer de ChipsAway-formule te laten uitoefenen nadat duidelijk was dat de onderneming niet zou worden verkocht.
De rechter oordeelt dat in de franchiseovereenkomst strikt genomen niet is afgesproken dat het rayon exclusiviteit biedt. Vervolgens merkt de rechter echter op dat de verplichtingen van partijen niet alleen volgen uit het contract, maar ook uit de redelijkheid en billijkheid. De handelswijze van de franchisegever wordt dus getoetst aan de norm van redelijkheid en billijkheid. In dat licht oordeelt de rechter dat de eerste franchisenemer erop mocht vertrouwen dat op het moment dat zijn samenwerking met de beoogde koper zou eindigen, ook de franchiseovereenkomst tussen ChipsAway en de beoogde koper zou eindigen. Anders gezegd: de eerste franchisenemer mocht erop vertrouwen dat hij na afbreuk van de onderhandelingen niet zou worden beconcurreerd door de beoogde koper van zijn onderneming. Doordat ChipsAway niet heeft ingegrepen richting de beoogde koper, is zij tekortgeschoten in de verplichtingen als franchisegever. Dit betekent dat de eerste franchisenemer de overeenkomst mocht ontbinden en dat ChipsAway de geleden schade (het wijzigen van naam, logo, etc) moet vergoeden aan de eerste franchisenemer.
Franchisegever kan niet 'alles maken'
De belangrijkste les uit deze uitspraak is dat de verplichtingen die franchisegever en –nemer jegens elkaar hebben, niet alleen uit het contract volgen. Op grond van de redelijkheid en billijkheid kunnen er dus meer verplichtingen gelden. Ook met die verplichtingen moet rekening worden gehouden. In de praktijk betekent dit dat de positie van de franchisenemer vaak beter is dan hij zelf inschat. De franchisegever kan niet zomaar 'alles maken'.
Juridisch netwerkevent voor franchiseondernemers
‘Hoe voorkom je een houdgreep?’ Die vraag leeft bij franchiseondernemers. Om die reden organiseert BVD advocaten op 17 mei een netwerkbijeenkomst, speciaal voor franchiseondernemers. "We merken dat franchiseondernemers, zeker als ze nog maar kortgeleden begonnen zijn, behoefte hebben aan kennisdeling", aldus advocaat Cornelis Klepper. "Juridische vragen op het gebied van franchise zijn niet altijd aan de orde van de dag."
Kennis en ervaringen
Het evenement staat in het teken van het delen van kennis en ervaringen. Klepper: "Ondernemers kijken vaak naar hun eigen branche. De kansen en valkuilen van franchising doen zich echter in alle branches voor. Het lijkt ons daarom mooi om ondernemers uit verschillende sectoren de ervaringen te laten delen. Met als doel de bestaande samenwerkingen te verbeteren."