Franchisegevers moeten deugdelijkheid prognose bewijzen

Franchisegevers moeten deugdelijkheid prognose bewijzen

Discussie over de deugdelijkheid van prognoses komt veel voor. Voor franchisenemers was het tot voor kort vaak een lastige opgave om concreet iets te kunnen doen tegen ondeugdelijke prognoses van franchisegever. Vorderingen tegen de franchisegever werden veelal afgewezen, omdat de franchisenemer onvoldoende kon aantonen waarom de gewekte verwachtingen niet gerealiseerd zijn. Een blog van Erhard Koekoek, advocaat bij BVD Advocaten.

De nieuwe Wet Acquisitiefraude maakt het voor franchisenemers een stuk makkelijker om de franchisegever aansprakelijk te stellen en bijvoorbeeld schadevergoeding te vorderen. Voor het eerst heeft nu een rechter op basis van deze nieuwe wet geoordeeld dat het aan de franchisegever is om de deugdelijkheid van zijn prognose te bewijzen.

De franchisenemer had in deze kwestie bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant gesteld dat de door franchisegever afgegeven prognose ondeugdelijk was, omdat franchisegever een zeer gedateerd benchmark uit 2009 had gehanteerd. Ook was in de prognose geen rekening gehouden met de negatieve marktontwikkelingen vanwege de economische crisis. Tot voor kort was het dus aan de franchisenemer om deze stellingen te bewijzen.

De rechter oordeelde echter – met een verwijzing naar de Wet Acquisitiefraude – dat het nu aan franchisegever is om aan te tonen dat zijn prognoses deugdelijk waren. De bewijslast is met deze Wet Acquisitiefraude dus omgekeerd.

Interessant is verder dat de rechtbank deze bewijslastomkering ook geldig acht voor situaties van vóór de invoering van de Wet Acquisitiefraude. Dus ook indien de franchisegever al voor 1 januari 2016 prognoses heeft verstrekt, kunt u als franchisenemer een beroep doen op de Wet Acquisitiefraude.

Breekijzer in onderhandelingen

Kortom, als een prognose niet gerealiseerd wordt, heeft de franchisenemer tegenwoordig een breekijzer in handen om de franchisegever te dwingen de deugdelijkheid van zijn prognose aan te tonen. Als de franchisegever daar niet in slaagt, staat het onrechtmatig handelen van de franchisegever in principe vast en is deze schadeplichtig. Deze ontwikkeling in de rechtspraktijk geeft dus een sterk verbeterd perspectief voor de franchisenemer in de onderhandelingen met franchisegever. Het is goed dat franchisenemers zich dit realiseren. Laten franchisenemers zich dus niet afschepen met het verweer dat ze het toch allemaal niet kunnen bewijzen. Franchisenemers hoeven het immers niet meer te bewijzen!