Fresh Upstream: oerwoud aan informatie moet ontgonnen worden

Fresh Upstream: oerwoud aan informatie moet ontgonnen worden
Philip den Ouden (links) en Jerry Tracey: ‘We moeten ervoor zorgen dat we een gemeenschappelijke digitaal spreken’.

Door steeds verder terug in de keten te gaan en data op dezelfde wijze te structureren en uit te wisselen wordt de transparantie in de keten versterkt. Daarom is samenwerkingsplatform Fresh Upstream opgericht om het gebruik van informatiestandaarden in de versketen te stimuleren. Voorzitter Philip den Ouden en sectormanager Jerry Tracey van GS1 vertellen hoe bureaucratische procedures en stapels documenten kunnen worden voorkomen en hoe je toch die noodzakelijke traceerbaarheid in de keten kunt realiseren.

De laatste jaren is hard gewerkt aan het standaardiseren van datagebruik tussen retailers en hun directe leveranciers. Veel logistieke en productspecifieke informatie is vastgelegd in databases, met een belangrijke rol voor GS1 Nederland. Echter, wet- en regelgeving, consumentenvoorkeuren en logistieke efficiëntie vragen om het verder doorvoeren van deze standaardisatie terug de keten in. Hoe zit dat?

Philip den Ouden is voorzitter van het platform Fresh Upstream. ‘Tussen fabrikant en retailer is de uitwisseling van productdata inmiddels redelijk op orde. Het is heel opmerkelijk dat het pad van die laatste honderd meter al prima geëffend is en die eerste negenhonderd meter nog een oerwoud is waar je je met een mes doorheen moet slaan. De behoefte aan goede data gaat namelijk veel verder dan alleen de samenwerking tussen supermarkt en fabrikant.’

Terug de keten in

Bij de ministeries van EZ en LNV, GS1 Nederland, Wageningen Universiteit en verschillende andere partijen, is al eerder de conclusie getrokken dat de behoefte aan betere data-uitwisseling groot is. De Alliantie Verduurzaming Voedsel en het ministerie van Economische Zaken hebben daarop het rapport ‘De Reis door de Keten’ gepubliceerd. Dit toonde aan hoe groot de noodzaak is verder terug in de keten te gaan. Ook toonde het hoe gering de organisatiegraad en hoe onoverzichtelijk de informatie-uitwisseling is. Met het rapport als aanleiding is in april 2018 de stichting Fresh Upstream opgericht, een samenwerkingsplatform van FNLI (Federatie Nederlandse Levensmiddelen Industrie), GroentenFruit Huis, Frug I Com, LTO Nederland, het CBL (Centraal Bureau Levensmiddelenhandel) en GS1 Nederland. Fresh Upstream heeft als doel het gebruik en de ontwikkeling van informatiestandaarden in de versketen te versterken.

Internationale standaarden in supply chain

Jerry Tracey is sectormanager levensmiddelen en drogisterij bij GS1 Nederland. ‘Het gaat erom dat we de internationale standaarden die aan het eind van de keten al gemeengoed zijn, in de hele supply chain gaan gebruiken. Dat maakt het mogelijk om die informatie efficiënt door de hele keten uit te wisselen. Het gaat dus in eerste instantie niet om allerlei technische platformen en faciliteiten, en ook niet om heel nieuwe standaarden te ontwikkelen, maar om de bestaande standaarden ook meer upstream in de keten te gaan gebruiken. Het is een logische stap als je een compleet beeld van de gehele keten wilt hebben.’

Philip den Ouden: ‘De behoefte aan goede data gaat namelijk veel verder dan alleen de samenwerking tussen supermarkt en fabrikant’.
Philip den Ouden: ‘De behoefte aan goede data gaat namelijk veel verder dan alleen de samenwerking tussen supermarkt en fabrikant’.

Gemeenschappelijke taal

Den Ouden: ‘We moeten ervoor zorgen dat we een gemeenschappelijke taal hebben. Informatie blijft zonder betekenis als de afzender een vorm hanteert die de ontvanger niet kan begrijpen. Vergelijk het met IP-adressen: als in het begin niet enkele mensen hadden afgesproken dat iedereen die op het internet is aangesloten een uniek IP-adres heeft, dan had internet nu niet gefunctioneerd.

Zo hebben wij een GLN nodig (Global Location Number), een uniek locatienummer voor een boer, een stal, een silo, een bietenveld; met één systeem weten we nu precies wie waar in de keten zit. Het is condicio sine qua non voor optimale traceerbaarheid in de keten. Daar moeten we mee beginnen. Want het zijn complexe ketens. Maar als je zorgt dat alle draadjes op elkaar kunnen aansluiten, hou je grip. Het gaat dus niet alleen over de boer, maar ook over het veevoer en over de plek waar het veevoer vandaan komt. Niet alleen over de tuinder, maar ook over de gewasbeschermingsmiddelen die hij gebruikt en de zaden die hij inkoopt.’

Tracey: ‘Die informatie die we nu al in kaart hebben is in wezen maar vrij beperkt: het zijn logistieke gegevens en de gegevens die op een etiket staan. Maar de informatie die nodig is om veilige en duurzame producten voort te brengen is in verhouding veel meer.'

Den Ouden: ‘Het gaat nu in principe om de versstroom. De manco’s in de data zitten in de versketen naar de retailer en in de grondstofketen van de fabrikant. Voor het traject nadat de fabrikant de grondstof heeft verwerkt, zijn de (meeste) productdata al in kaart gebracht.’

Het woord ‘bio’ op een product

De consument vraagt steeds meer informatie, maar ook de sector wil om redenen van veiligheid en traceerbaarheid zélf ook toegang tot alle mogelijke data. Maar wat wil de consument precies? In welke mate? ‘Het is voor een deel een kleine groep consumenten, maar voor een deel ook de overheid die namens de consument om allerlei informatie vraagt die minimaal beschikbaar moet zijn’, aldus Tracey. ‘Het hoeft dan niet eens allemaal op een product vermeld te worden, als het maar herleidbaar is. Maar los daarvan gaat er nu ook veel informatie schuil in de keten daarvoor, die wel nodig is om een woordje als ‘bio’ op een product te kunnen zetten.’

Hij geeft aan dat daar tientallen certificaten achter kunnen liggen van bedrijven die elk op een bepaalde manier hun processen en productie hebben ingericht. ‘Dát wil die consument allemaal niet weten. Maar we hebben al die informatie wel nodig omdat die consument zijn product wil kunnen selecteren op bijvoorbeeld de claim van biologische productie. De fabrikant die ‘bio’ op zijn product wil zetten, moet van zijn toeleveranciers certificaten en garanties hebben om te kunnen onderbouwen dat zijn product biologisch is. Lang niet alle informatie vloeit dus naar de consument, maar is wel nodig voor de juiste claims.’

‘Lang niet alle informatie vloeit automatisch naar de consument, maar is wel nodig voor onderbouwing van claims’”

Vertrouwen bij voedselveiligheid

Tracey verwijst hierbij naar voedselveiligheid. ‘De grote component daarin is vertrouwen. Vertrouwen houdt in dat je juist niet alle informatie hoeft te weten. Wél dat je erop vertrouwt dat in de keten die veiligheid goed georganiseerd is.’

Den Ouden: ‘Het zal in de toekomst wel blijken wat de consument allemaal wil weten of niet wil weten. Maar de informatie moet beschikbaar zijn, in welke vorm dan ook. Die vraag naar informatie zal zich ontwikkelen en die kunnen we als keten alleen maar beantwoorden als je de informatiestroom hebt georganiseerd en geregeld.’

Jerry Tracey: ‘De grote component in voedselveiligheid is vertrouwen en dat houdt in dat je erop moet kunnen vertrouwen dat in de keten die veiligheid goed georganiseerd is’.
Jerry Tracey: ‘De grote component in voedselveiligheid is vertrouwen. Dat houdt in dat je erop moet kunnen vertrouwen dat in de keten die veiligheid goed georganiseerd is’.

Orde in het oerwoud van informatie

Tegelijk wil Tracey benadrukken dat er in dat onontgonnen oerwoud al wel heel veel informatie beschikbaar is en al veel wordt uitgewisseld. Het gaat echter vaak om verschillende definities, andere formuleringen en andere codes. Den Ouden: ‘Het zijn veelal relatief gesloten systemen, die niet makkelijk op andere systemen aansluiten. En onze missie is eigenlijk best makkelijk, omdat heel veel partijen in de keten al inzien hoe fantastisch het zou zijn als we allemaal dezelfde digi-taal zouden spreken, om veel makkelijker elkaars informatie te gebruiken.’

Traceerbaarheid en transparantie zijn essentieel voor de voedselveiligheid. Bij calamiteiten moet snel kunnen worden achterhaald welk traject een product heeft afgelegd. Maar er zijn meer voordelen van het beschikbaar maken van informatie in een en dezelfde taal

Logistieke informatie

‘De uitwisseling van data tussen fabrikant en retailer is begonnen met logistieke informatie’, zegt Den Ouden. ‘Die optimalisatie van de logistieke keten en het kunnen traceren van containers en pallets heeft al legio voordelen en zal ook voor de keten daarvoor voordelen opleveren. Daarnaast kunnen generieke productkenmerken veel makkelijker worden vastgelegd en toegankelijk worden gemaakt. Het kan ook schakels in de keten helpen om andere informatie te verzamelen, als het bijvoorbeeld gaat om wettelijke eisen over gewasbeschermingsmiddelen.’

Naast de vragen en instructies van de fabrikant wijst hij op de wettelijke regels voor het gebruik van producten. ‘Al die informatie ligt op verschillende plaatsen en op verschillende wijzen opgeslagen. Voor de bedrijfsvoering van een teler of veehouder zal het veel makkelijker worden om die informatie te raadplegen en vervolgens vast te leggen in zijn eigen systemen. Datzelfde geldt voor alle andere informatie, tot aan ethische aspecten over dierenwelzijn of kinderarbeid.’

Snellere recalls, betere voedselveiligheid

Den Ouden: ‘Uiteindelijk is het ook voor de voedselveiligheid in de keten van belang dat we de informatiestroom nog beter organiseren dan we nu al doen. Bij de grote recalls van de afgelopen jaren, in vlees en in eieren, merken we dat er toch zaken nog beter georganiseerd kunnen worden. Je kunt niet alles uitsluiten, maar goed georganiseerde informatie, gekoppeld aan goede kwaliteitssystemen, zou veel kunnen bijdragen aan het voorkomen van incidenten. En nee, honderd procent voedselveiligheid kunnen we niet garanderen, maar we moeten het wel maximeren. In geval van een incident geldt: hoe sneller je een recall kunt organiseren, hoe lager de kosten zijn.’

Rol van GS1 voor de hand liggend

Duidelijk is dat het in ieders belang is dat grote bureaucratische procedures en stapels documenten worden voorkomen. Dat maakt de rol van GS1 in deze zo voor de hand liggend. ‘Met name de GS1 standaarden, het gebruik van GLN als unieke identifier en het spreken van een en dezelfde taal is essentieel’, vervolgt Tracey. ‘Wanneer een producent informatie van zijn leveranciers geleverd krijgt in telkens net andere termen, indelingen en codes, dan wordt het heel lastig voor hem om die data te verwerken; je kunt het dan heel moeilijk gaan optellen en aftrekken en er zinnige informatie van maken. De juiste classificatie, definitie en indelingen zijn essentieel om de benodigde informatie niet verloren te laten gaan. Die standaardisering is juist datgene waar GS1 al heel lang goed in is.’

‘GS1 is het fundament waarop wij deze informatie kunnen bouwen’”

GS1 is fundament

‘GS1 is het fundament waarop wij deze informatie kunnen bouwen. Want die standaarden zijn er al, die moet je niet opnieuw uitvinden’, aldus Den Ouden. Alle fabrieken in Nederland, België, Duitsland hebben al zo’n GLN. ‘Als we nu zorgen dat de schakels in de keten daarvoor ook worden ondergebracht in zo’n uniek systeem, hebben we al veel gewonnen. Hetzelfde geldt voor de basis van de barcode, de GTIN (Global Trade Item Number) en voor GPC (Global Product Classification). Het is uniek hoezeer in een groot deel van de FMCG wereld wordt gewerkt met GS1 standaarden. In Fresh Upstream werken we nu hard aan twee processen: de standaarden van GS1 toepassen waar mogelijk, en alle betrokken partijen bewustmaken van de noodzaak van standaardisering.’

80% is bewustwording

Den Ouden denkt dat het heel vlug gaat. ‘Als je ziet wat we binnen de Europese lappendeken aan informatiesystemen al hebben bereikt aan standaardisering, en hoeveel bedrijven in de keten er nu al bij betrokken zijn, dan zijn we al flink op weg. Ik weet: 80 procent van alle inspanning gaat over bewustwording. Zodra partijen aan tafel zitten, gaat het ineens snel.’
Tracey: ‘En bedenk dat het traject waar Fresh Upstream over gaat een internationale wereld is, veel groter dan het gebied tussen fabrikant en lokale retail in Nederland. Dat is al uitdagend genoeg, maar het lukt steeds beter. Het is mooi om al die leveranciers nu te helpen met hun informatiestromen. En het mooie is dat GS1 een wereldwijde organisatie is. De standaarden zijn inmiddels in veel landen van toepassing.’

Kansen in 2019

Tracey: ‘Op de kortere termijn willen we de GS1-classificatie gaan inzetten voor de masterdata van gewasbeschermingsmiddelen, dierbehandelingsmiddelen en veevoer. Ook het gebruik van de GLN willen we in de hele keten stimuleren. In eerste instantie gaat het om de locatie en masterdata van drie grote materiaalgroepen. Dat willen we in 2019 voor elkaar zien te krijgen.’

Den Ouden: ‘Dat is een eerste belangrijke stap. Als we dat voor elkaar hebben, kunnen we van daaruit verdere stappen zetten met meer informatie en verder in de keten. Voor de heel lange termijn is het nog moeilijk om het tijdpad precies uit te stippelen.’

Tracey: ‘ Een verschil met het traject tussen fabrikant en retail is dat we hier met veel meer verschillende partijen te maken hebben. Partijen die we als GS1 nog niet goed kennen. We zijn gewend om direct met de partijen in de branche te praten. Het vergt in de verskolom echter een andere aanpak. Het gaat in de primaire sector om zo’n zestigduizend veehouders, tuinders en akkerbouwbedrijven. We moeten ook met overheden en brancheorganisaties om tafel.’

Vertrouwen in de keten

Den Ouden: ‘Het vertrouwen in de keten is zó belangrijk. De eis van de Europese voedselveiligheidswetgeving is dat een leverancier binnen vier uur moet kunnen aangeven wie producten heeft geleverd. Het blijkt bij recente incidenten nog heel vaak niet binnen deze termijn te gebeuren. Ook in dat soort situaties kan goed georganiseerde informatie heel veel helpen, ook zonder dat het te bureaucratisch wordt. Daarmee kunnen we echt snel handelen, en dát geeft weer vertrouwen in de keten.’

Dit artikel is gemaakt in samenwerking met GS1.